Diploma bepaalt steeds meer job- en loonkansen
Arbeidsmarkt polariseert naar lousy jobs en lovely jobs
Nooit eerder was de kloof tussen de hogere en de lagere inkomensgroepen groter dan vandaag. Dat blijkt uit onderzoek door Matthias Somers van denktank Minerva. “De hoogste inkomens zijn de voorbije jaren nog verder gegroeid, terwijl de laagste inkomens nauwelijks toenamen of zelfs nog zakten.”
In zijn studie ‘Onder de waterlijn’ onderzocht Somers de samenhang tussen diploma’s, jobs en lonen. Hij stelde vast dat de tussengroep steeds meer verdwijnt. “Vroeger kon je met een secundair diploma doorgroeien. Wie na het secundair onderwijs als 18-jarige aan het loket van een bank begon, kon zich opwerken en een mooie carrière met een aardig loon opbouwen. Ook vanuit een administratieve job of als winkelverkoper kon je doorgroeien. Maar intussen zijn die kansen veel kleiner. Mensen met lagere opleidingen zijn helemaal verdwenen uit de hoogste loongroepen. In de hoogste loondecielen vind je bijna uitsluitend masters, hier en daar een bachelor of een occasioneel secundair diploma. Mensen zonder diploma zijn helemaal verdwenen uit die hoogste loongroep.”
Hoe komt dat?
Somers: “Jobs zijn natuurlijk sterk veranderd. Administratieve jobs zijn ingewikkelder geworden en vragen een hogere opleiding. Daarnaast studeren mensen ook langer. Wie vroeger na het secundair onderwijs aan het werk ging, zal nu al vaker nog verder studeren. Maar dat neemt niet weg dat een grotere groep mensen veroordeeld is tot de laagste jobs op de arbeidsmarkt, zonder veel perspectief om door te groeien. In 2000 vond je nog mensen zonder hoger diploma in hogere loondecielen. Ze waren doorgegroeid in of vanuit administratieve jobs of als bijvoorbeeld verkoper. Maar in de cijfers van 2018 zijn ze daar helemaal verdwenen. De arbeidsmarkt is meer dan ooit opgedeeld in laagbetaalde jobs voor mensen met lage diploma’s en hoogbetaalde jobs voor hoogopgeleiden.”
En wat zit daar nog tussenin?
Somers: “Steeds minder. Aan de onderkant heb je een groeiende groep elementaire jobs. Denk maar aan poets- en veiligheidspersoneel: mensen met een lage scholingsgraad die jobs uitvoeren met lage lonen en weinig autonomie en regelmogelijkheden. We noemen dat ook wel lousy jobs. Aan de andere kant heb je steeds meer hoogopgeleide kenniswerkers, die alle mooie kanten van een job clusteren, zoals een hoog loon en veel autonomie en regelmogelijkheden. Tussen beide uitersten zit een krimpend aandeel administratieve en technische jobs. In nominatieve cijfers groeit ook die groep, door de algehele groei van de arbeidsmarkt. Maar het aandeel van die groep wordt steeds kleiner.”
Je onderzoek leert dat die groepen intern steeds homogener worden, maar onderling steeds meer polariseren. En dat weerspiegelt zich ook in de lonen. Hoe werkt dat?
Somers: “Binnen de groepen lijken werknemers steeds meer op elkaar, maar het verschil tussen de groepen wordt alsmaar groter. We kennen elkaar niet meer. We komen elkaar niet meer tegen, maar groeien verder uit elkaar – in het dagelijks leven, maar ook op het werk. Dat heeft onder andere te maken met uitbesteding. Een bedrijf had vroeger een eigen poetsdienst. Als het goed ging met het bedrijf, profiteerde ook de poetsdienst mee van de winst. De lonen gingen omhoog voor iedereen. Maar dat geldt natuurlijk niet voor de externe poetsdienst. Die wordt niet plots meer betaald omdat de opdrachtgever meer winst maakt.”
“Een ander element is automatisatie. Die heeft vooral in de hogere loongroepen de productiviteit verhoogd – en dus kansen gecreëerd om de lonen te doen stijgen. Hoogopgeleide onderzoekers, maar ook technische profielen, hebben door automatisatie hun productiviteit en loon kunnen doen stijgen. Maar het poetswerk is niet veranderd. Of daar viel de voorbije jaren alleszins minder productiviteitswinst te rapen door automatisatie. Als die niet solidair mee wordt opgetild door de globale winstgroei van een bedrijf, blijven zij bekaaid achter. Het valt te verwachten dat artificiële intelligentie daar de komende jaren nog een schepje bovenop zal doen. Het zal de productiviteit van hoogopgeleiden nog vergroten en aanleiding geven voor hogere lonen.”
“Nog een element is deeltijds werk. Dat is veel algemener bij mensen onderaan de loonladder. Denk maar aan winkelpersoneel of in de zorg. Die werken veel vaker deeltijds dan mensen bovenaan de loonladder. Hun jobs zijn fysiek zwaar zodat ze moeilijk voltijds vol te houden zijn en hebben minder regelmogelijkheden, waardoor ze qua flexibiliteit ook moeilijker te combineren zijn met een privé-leven. Dat maakt de kloof tussen voltijds lovely jobs en deeltijdse lousy jobs nog dieper.”
Toch groeit ook de vraag naar laaggeschoold personeel. Ook daar zitten aardig wat knelpuntberoepen. Waarom leidt die schaarste niet naar hogere lonen?
Somers: “Laaggeschoolden worden veel gevraagd als ze niet te veel vragen. En het wordt hen ook moeilijk gemaakt om meer te vragen, want wat is voor hen het alternatief? Neen zeggen tegen zo’n slecht betaalde job? Zonder werk beland je in armoede, en wie moet rondkomen met een uitkering, wordt op alle mogelijke manieren richting een job geduwd, al betaalt die nog zo slecht. Bedrijven weten dus ook dat ze niet meer hoeven te bieden, want wie een job nodig heeft, kan haast niet weigeren.”
Meer lezen? Het volledige onderzoeksrapport vind je hier
Auteur: Jan Deceunynck | Afbeelding: Daniël Rys