Kan mobiliteitsbudget de files verminderen?

Zeggen dat het fileleed in ons landje toeneemt, is een open deur intrappen. Dat steeds meer mensen proberen te ontsnappen aan de file, hoeft dus niet te verbazen. Tijdens de spitsuren is zowat 2/3 van de verplaatsingen toe te schrijven aan woonwerkverkeer. Dus zoeken steeds meer werknemers een alternatief voor die dagelijkse pendel.

Globaal voor België blijft de auto met 65% nog de absolute koploper voor woonwerkverplaatsingen. Vlaanderen zit op een zelfde niveau. Maar in Brussel zien we heel andere cijfers.
De auto is daar sinds 2005 aardig teruggedrongen ten voordele van de alternatieven. De Brusselaar neemt voor slechts 36,2% van zijn werkverplaatsingen de wagen. Bijna even veel werknemers (34%) kiezen er voor de trein en nog eens ruim 19% voor metro, tram of bus.
In Vlaanderen is de terugval van de auto zeer beperkt: van 68,7 naar 67,6 procent tussen 2005 en 2017. Het aantal fietser is in diezelfde periode weliswaar gestegen van 12,3 naar 17%, maar die stijging heeft de auto nauwelijks teruggedrongen.

VAN ‘VERGOEDING’ NAAR ‘BUDGET’

Met de omvorming van de mobiliteitsvergoeding naar het mobiliteitsbudget wil de overheid de auto nu verder terugdringen en het fileleed verminderen.
Een belangrijk verschil tussen beide is dat de vroegere ‘mobiliteitsvergoeding’ erop gericht was je wagen in te ruilen voor een financiële tegemoetkoming (cash for car), terwijl het nieuwe ‘mobiliteitsbudget’ je de mogelijkheid biedt om je wagen in te ruilen voor een milieuvriendelijker model en aan te vullen met bv. een treinabonnement of een fiets. Je behoudt dus een wagen, maar kan per verplaatsing kiezen voor het meest aangewezen vervoersmiddel.
Het mobiliteitsbudget mag dan al goedgekeurd zijn door het parlement, het is nog steeds aan de werkgever om al dan iet in het systeem in te stappen. En vervolgens is het aan de individuele werknemers om al dan niet van de mogelijkheid gebruik te maken. Kiezen voor een ‘gewone’ bedrijfswagen kan nog altijd.

Auteur: Jan Deceunynck