Ook voor het kaderpersoneel geldt: ” Een zeker loon maakt gelukkig”
Heb je ook de resultaten van het Nationaal Geluksonderzoek van de Universiteit Gent gelezen? Ze bevestigden de link tussen inkomen en geluk. De blote cijfers toonden aan dat maar liefst 7 Belgen op 10 verlangt naar een hoger inkomen. Maar de cijfers nuanceren ook. Het geluksgevoel piekt bij een (netto genormaliseerd) inkomen van 4000 à 4500 euro. Eens daar voorbij wordt geluk minder bepaald door de loonhoogte.
Uit gesprekken met kaderpersoneel blijkt bovendien dat loon niet alleen voldoende hoog moet zijn, maar ook voldoende zeker. En daar schort wel eens wat aan. In heel wat bedrijven zoeken werkgevers naar manieren om de zekerheid van een regelmatige loonopslag te vervangen door andere modellen zoals prestatieverloning. Op basis van key performance indicatoren worden prestaties geëvalueerd en het loon bepaald. Een dergelijk loonsysteem biedt geen garantie op een recurrent hoger loon, lees: een zekere loonstijging. Want misschien heb je vandaag recht op een bonus, maar morgen niet. Dan spelen er misschien andere elementen voor die bonus.
Daarom blijft de zekerheid van de duurzame loonsverhogingen voor iedereen belangrijk, ook voor kaderpersoneel. Bij het schrijven van dit voorwoord is een interprofessioneel akkoord (IPA) over loonstijgingen alles behalve zeker. Het tweejaarlijks IPA, onderhandeld door werknemers en werkgevers, erkent de inzet van werknemers die op alle mogelijke manieren bijdragen in welzijn en welvaart. Een tweejaarlijkse loonstijging, syndicaal onderhandeld, geeft de zekerheid die een prestatiegerichte verloning niet geeft. De vraag van het kaderpersoneel is om, net als arbeiders en bedienden, mee te genieten van de baten van dit loonakkoord.
De drempels voor een nieuw akkoord zijn echter groot. Recente wetten van deze regering beperken de manoeuvreerruimte voor een loonstijging: elke marge voor opslag moet namelijk eerst gebruikt worden om de zogenaamde historische loonhandicap van vóór 1996 weg te werken. Lees: er is nog lang geen ruimte voor loonsverhogingen. De loonkloof, het zogenaamde historisch verschil tussen de lonen van Belgische werknemers en de lonen in de ons omringende landen, moet eerst weggewerkt worden.
Maar eerder dan met zogenaamde verschillen, moeten we misschien maar eens komaf maken met termen die loon als een noodzakelijk kwaad benadrukken. Van loonkost en loonkloof tot zelfs loonhandicap! We staan er nauwelijks nog bij stil. Maar elk van die termen framet loon in een negatieve context. Ze suggereren grote moeilijkheden voor werkgevers. Of liever: ondernemers! Want zijn zij het niet die actief de economie doen draaien door hun initiatieven?
Taalgebruik is niet onschuldig. Politici, media en wetenschappers geven, bewust of onbewust, via woorden een interpretatie aan de realiteit.
Zouden we loonlast niet beter hernoemen als looninvestering? En daardoor beklemtonen dat de inspanningen van werknemers een wezenlijke bijdrage leveren aan productiviteit, groei en welvaart? En dat loon dan ook mag bijdragen aan hun geluk! Ik wens je bij het begin van dit nieuwe jaar alvast een werkgever toe die loon ziet als een investering in geluk