Wat kunnen we leren van burgerparticipatie?

Wat beweegt mensen om in dialoog te gaan? Hoe komen ze samen tot resultaat? Wat is de meerwaarde van samenwerking? We grijpen de nakende sociale verkiezingen aan – hét hoogtepunt van democratie in de bedrijfswereld – om het thema participatie uit te diepen. Met professor Tine De Moor van de Universiteit Utrecht peilen we de werking en evolutie van collectieve actie.

De opmars van burgercollectieven

In het hele plaatje van het verenigingsleven is er één welbepaalde vorm van samenwerking die een grote groei kent: de burgercollectieven. Daarin bundelen burgers hun krachten en zoeken ze op eigen initiatief naar een oplossing voor maatschappelijke uitdagingen die de overheid noch de markt het hoofd kunnen bieden. Die uitdagingen bevinden zich op allerlei domeinen, zoals voedsel (denk aan zelfplukboerderijen), wonen (bv. cohousingprojecten), energie (met hernieuwbare energiecoöperaties), infrastructuur (zoals glasvezelcoöperaties) en groenbeheer (bv. buurtparken).

Professor Tine De Moor en Oikos Denktank onderzochten dit fenomeen met de steun van de Koning Boudewijnstichting. Hun rapport “Wanneer burgers samen het heft in handen nemen” maakt gewag van niet zomaar een vernieuwing van het verenigingsleven en middenveld, maar van een rasechte innovatie. De onderzoekers besteedden veel aandacht aan betrokkenheid en solidariteit. “Collectieven zijn een directe vorm van solidariteit”, zegt De Moor. “Ze worden ‘Schools for Democracy’ genoemd, maar in feite zijn het ‘Schools for Solidarity’. De leden móeten wel naar elkaar luisteren om tot een oplossing te komen.”

In burgercollectieven bundelen burgers hun krachten voor maatschappelijke uitdagingen die de overheid noch de markt het hoofd kunnen bieden.

Kritische kanttekeningen …

In Nederland deden burgercollectieven al veel eerder hun intrede. “De privatisering van de zorg is er al jaren bezig”, legt De Moor uit. “Als de markt in bepaalde dunbevolkte regio’s geen opportuniteiten ziet, onderneemt de lokale bevolking actie, onder meer om kinderopvang te organiseren.” Ook in Vlaanderen werken gezinnen met kinderen met een beperking bijvoorbeeld samen om zorgwoningen op te zetten. Dat is natuurlijk lovenswaardig, maar niet per definitie goed nieuws. De voorzieningen zijn namelijk alleen voor de kapitaalkrachtigen weggelegd én ze doen de vraag dalen, waardoor de overheid en de markt nog minder geneigd zijn om de handen uit de mouwen te steken.

… maar ook opportuniteiten

Een collectief is dus niet altijd een hoeraverhaal, en soms is ook sociale solidariteit niet vanzelfsprekend. De Moor verwijst naar de vakbonden die voortkwamen uit solidariteit en stelt dat we “in ons denken over belastingen, een indirecte vorm van solidariteit” bijvoorbeeld niet meer zo goed in staat zijn “om het solidariteitsmechanisme te zien”. Ze ziet echter wél economische opportuniteiten – denk maar aan de uitkering van dividenden binnen een energiecoöperatie – en ecologische voordelen. Bij heel wat coöperaties speelt namelijk de wens om duurzamer te gaan leven.

Voorbeeld 1: cohousing Buren van Bink


In Turnhout sloeg een veertiental gezinnen de handen in elkaar voor een cohousing-project. Het vertrekt van een aantal principes, zoals

  • duurzaam wonen
  • samenleven met een mix van leeftijden
  • goede buren zijn voor elkaar
  • een combinatie van enerzijds gemeenschappelijke ruimtes en activiteiten, en anderzijds aandacht voor de privacy

Leo Lauwerysen stapte met zijn partner in dit woonproject toen ze geconfronteerd werden met de zorgnoden van zijn schoonouders. “Dit deed ons beseffen dat wij op termijn ook zorg nodig zullen hebben. Dankzij cohousing kunnen we rekenen op een heel netwerk.” Het project is voor Leo een opsteker. “Hoewel ik in mijn loopbaan al heel wat uren als leidinggevende aan de vergadertafel zit, is dit project een verrijking voor mijn ideeën over samenwerken”, vindt hij. “Respect voor elkaars mening en vertrouwen in elkaars talent, denken in termen van gelijkheid in plaats van macht, samen efficiënt beslissen, aandacht hebben voor meningsverschillen, … Het zijn principes die we eigenlijk nog beter in de praktijk kunnen omzetten.” Zo beslissen Leo en de andere samenhuizers steevast “in consent”, op basis van objectieve criteria en argumenten, en niet van emotie. Zijn er meningsverschillen, dan zetten betrokkenen zich samen om het uit te praten.

Voorbeeld 2: de Burgerbegroting


In district Antwerpen beslissen de inwoners via de Burgerbegroting al sinds 2014 over maar liefst 1,4 miljoen euro per jaar. Het is uniek dat zo’n groot budget naar participatie gaat. Bovendien hebben de burgers het hele proces in handen: ze verdelen het geld over zelfgekozen thema’s, dienen projecten in en kiezen uiteindelijk welke ze uitvoeren of laten uitvoeren door het district. Zo komen er jaarlijks gemiddeld tachtig projecten tot stand, van een buurtpicknick van de jeugdbeweging, over meer groen op een speelterrein of een extra fietspad, tot een intercultureel theater of klimaatprojecten.

Het kernidee van de Burgerbegroting is dat participatie het beleid en de besluitvorming beter maken, en dat bewoners die in dialoog oplossingen zoeken een meerwaarde betekenen voor het district. Actieve participatie verhoogt het vertrouwen in het bestuur en creëert een draagvlak voor beslissingen, die een gedeelde verantwoordelijkheid worden.

 Actief burgerschap creëert een draagvlak voor beslissingen, die een gedeelde verantwoordelijkheid worden.

De Burgerbegroting besteedt veel aandacht aan ontmoeting en dialoog, maar er is ook een online alternatief: doemee.burgerbegroting.be. Omdat online stemmen individuele stemmen zijn en er geen dialoog bij te pas komt, wegen ze minder zwaar door dan de stemmen van de tafelgesprekken.

Auteur: Jan Deceunynck | Foto:  iStock